Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dan zullen zij weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder God ben, dewijl Ik ze gevankelijk heb doen wegvoeren onder de heidenen, maar heb ze [weder] verzameld in hun land, en heb aldaar niemand van hen meer [51]overgelaten. 51. Niet een van de mijnen, van mijn uitverkoren volk, heb Ik onverlost gelaten of vergeten en overgezien, maar hun allen tezamen, en een iegelijk in het bijzonder, getrouwelijk mijn heil bewezen.